Schets 35 x 20 cm. Frequenties, tenor bariton mondopening exponentieel gebogen platen
dat worden de toeters, waarbij ik dus met niet-mechanische middelen geluid ga versterken. Overigens bekend principe hè?, hele grote toeters, 2 meter lang, 2 meter hoog, maar dan in een zaal staande kun je heel zacht praten en dat hoort die ander dan toch.
En die ander kan ook terugpraten, ook symbolisch. In de symboliek zelf ben ik in eerste instantie niet geïnteresseerd. Ik wil een machine maken, een ding maken, om mijn broers en zussen over een belangrijke plaats uit mijn jeugd door die toeter, die geluidsversterker (niet mechanisch) een ding te laten zeggen over het landschap heen over het landschap, dat wil ik zeggen, omdat dat landschap belangrijk is voor mij. Maar dat maakt deel uit van een ander project. Het project Gloeiige man. Dat duurt misschien nog wel tien jaar voordat ik daar definitief mee begin of misschien zijn alle dingen die ik doe een soort aanzet om het project Gloeiige man tot een goed einde te brengen, waarin dan alles zal zitten. Als ik 60 of 70 ben is misschien het project Gloeiige man begonnen. Misschien. . . , wie zal het zeggen. Dat is belangrijk, omdat er in het project iets aan het groeien is wat voor mij ook altijd een belangrijke rol heeft gespeeld. Dat is het idee van wat een grens is en wat er bij een grens gebeurt en waarom een grens belangrijk is en waarom het niet belangrijk is, dat het belachelijk is, gevaarlijk, vanzelfsprekend, onwaarschijnlijk, enzovoorts. Alle spanningen omtrent een grens en zowel de grens die er is aan het feit of ik jou kan aanraken of niet. Een hoeveelheid bestaat uit
moleculen, moleculen bestaan uit atomen en die atomen van mij kunnen nooit tegen die atomen van jou aankomen, want als dat gebeurt heb je een atoombom, dus ik kan je niet aanraken, terwijl jij mij toch kunt voelen. Dat is een grens.
Maar een grens is ook de Duitse grens.
Duitse en Nederlandse vogeltjes trekken zich er niets van aan. De mensen wel, enzovoorts. Ontmoeten is ook ontgrenzen. Laten we zeggen, een mens heeft een gebied om zich heen, maar dat gebied bevindt zich ook in zijn geest en in een bewustzijn over het feit dat hij dat weet en over het feit dat hij er is. Een bewustzijnskegel in zijn geheel. Die verandert steeds van vorm, elke dag, elke minuut. Dat bibbert als het ware (zoals een amoebe). Het wordt groot – klein, groot – klein, heel vlug, het wordt spits, het gaat op en neer, concentreert zich, vervormt, ontvangt, duwt, enzovoorts en dat ontmoeten is dat pulseren van jou en dat pulseren van mij, dat gaat ergens in elkaar over. Dat is ontmoeten.”