Uit een gesprek:
Ik had dat ding (een helium-neon laser) naast mijn bed staan en ik las intussen boeken die ik maar half begreep, over lasers, straling, coherentie. Toen las ik ook dat een helium-neon laser een reststraal heeft, die in het blauwe gebied van het spectrum ligt en die ongeveer 1/1000 is van de rode straal.
Die reststraal verspreidt zich langs de laser en dat kun je ook zien als je de laserstraal tegenhoudt. Hij verspreidt een blauwige schijn. Wat deed ik nu, ik ging langs die straal kijken, ik wist dat het gevaarlijk was om er in te kijken. Ik ging dus vlak bij het gevaar, ik liet mij dus raken door die blauwe straal, er vanuit gaande dat blauw een spirituele kleur is ( ) Ik heb door dat te doen een aantal dromen gekregen.
Die dromen waren herhaalbaar. Door in een bepaald ritueel in die straal te kijken kreeg ik dromen over dingen, over voorwerpen die er niet waren. Een soort zelfhypnose in de dromen.”
Een gevaarlijk spelletje. Het had je je oog kunnen kosten. Maar je kreeg speciale dromen over dingen die nog niet bestonden.
Ik zag dan dingen, wat ik zag was niet dit ding, ik zag een plaat, en die plaat bewoog. Een grote plaat, manshoog, multiplex denk ik, die trilde en daaronder zag ik het mechaniek, iets als een motor gereduceerd tot de minimaalste motor die je je maar kunt voorstellen. Dat was dan één van de dromen want, er zijn er nog meer. Dit noem ik dan droom 4 en droom 4 ben ik gaan ontwikkelen. Die plaat dat is een koker geworden; eerst werd het een pianoachtige plaat, dan had het weer de vorm van een toeter tot het op het laatst een vierkante orgelpijp van 8 meter is geworden. Je vakmanschap ontstaat uit het terugvinden van de pulse, het terugvinden van het beeld, de weg terug naar de samenhang, het samenvallen van de elementen tot iets wat je een idee noemt Het idee en het vakmanschap bestaat uit de manier waarop je naar dat idee terug kunt gaan. De kunst zoals zij verschijnt is niet de kunst. De vorm van de kunst is de poort waardoor we naar de kunst kijken, het is een deur, een hulpmiddel. De kunst ligt daarachter als idee, of ideaal. Op het moment dat je een weg terug goed laat zien dan houdt dat in, dat als ik dit ding goed gemaakt heb, dan moet dat inhouden dat ik een deur open maak in jouw binnenste, die is er al wel, die is misschien al eens opengemaakt, die heb je misschien zelf al eens opengemaakt, het doet er niet toe dat ik die opnieuw openmaak, of dat ik zelfs een deur openmaak die nog nooit open is geweest.”

Op een gegeven moment ben je met die orgelpijp aan de gang gegaan. Betekent dat, dat het voor jou de kunst is om te achterhalen waarde bron ligt van die activiteiten van jou? Met andere woorden, heb je je pas later gerealiseerd dat de bron niet droog was?
Nee, dat kan ik niet zeggen. Het ligt gecompliceerder. Ik woon in de tijd waarin ik woon. Daar kan ik verder ook niets aan doen. Ik heb mijn leven, mijn driften, mijn impulsen. De kunst is voor mij open om te opereren. Het gevolg is dat ik zeg: Wat ik doe is kunst. Tegelijkertijd is er in de wereld om mij heen een definitie van de kunst. Die fluctueert natuurlijk wel, dat hangt af van de kwaliteit van de mensen die erover nadenken. Maar goed, die definitie is er. Nu is er een spanning tussen wat ik wil en die definitie van de kunst. Ik heb op een gegeven moment geconstateerd dat de kunst voor mij een geschikte vorm is om mijn gedachten naar voren te brengen, om een beeld te laten zien. Maar, al met al heb ik gemerkt dat de vorm van de kunst mij beperkt. Het gaat erom, ik wil via die omweg verklaren, waarom die weg die ik bewandel het doel is dat ik wil bereiken. De bron van wat ik doe ligt buiten jouw wil. Die bron trekt dingen naar zich toe. De weg naar die machine en deze machine zelf als resultaat dekken elkaar als het goed is. Middel en doel gaan in elkaar op, over en weer. Het moment dat ik iets gezien heb, dwingt mij een bepaalde weg te bewandelen, waarna ik, als ik die weg bewandeld heb, voldoe aan die eis om die weg te bewandelen. Dat gaat op en neer. Wat ik nu gezegd heb is eigenlijk het begin van de communicatiestoornis tussen de kunst en de andere mensen. Vanwege die stoornis is de kunst zich gaan specialiseren door een steeds verdergaande reductie. Mijn manier van leven levert een houding op, een attitude ten opzichte van de wereld, waarvan ik wil getuigen. Omdat ik denk dat die attitude harmonie bevat. Een zodanige harmonie als er nu niet is. Of het is een antwoord op de spanningen van de mensen om te leven met de voorwerpen waarmee ze moeten leven. Harmonie is het grondbeeld waarop mijn verhaal zich afspeelt.”
Harmonie is een moeilijk begrip, vind ik. Dit is in harmonie met dat. Als je het woord harmonie gebruikt, dan denk je aan een aantal verschillende dingen. Als jij het woord harmonie gebruikt, waar denk je dan aan? Harmonie waartussen?
Aan harmonie tussen de mensen en hun machines. . . ’
Deze machine bestaat niet meer

tijdens ‘Kunstenaars die met kunstlicht werken’ 1979