De Hijskraan | 1984

DE HIJSKRAAN

Vanuit mijn keuken zie ik op de horizon een bouwkraan staan.
Een vertikale mast met een ligger, die naar ik weet in evenwicht wordt gehouden door een zwaar contragewicht beneden aan de andere zijde.
Doordat de kraan een hele lichte kleur heeft, is er een merkwaardig contrast met de ver erachter liggende lucht; een suggestie van een steeds veranderende afstand.
Een heel enkele keer, als ik lang kijk zwaait hij plotseling in een andere stand.
Er vindt een verandering plaats, meestal lang tevoren bepaald op een tekenbord, vastgelegd in een bestek, begeleid door meer of minder gecompliceerde financiële transakties.
Wat de waarde of kwaliteit van de verandering inhoudt, is over het algemeen volkomen duister. Er is alleen logica binnen het kader waarin de kraan opereert.
Het beeld van zo’n kraan is zo vanzelfsprekend dat maar weinig mensen aangetrokken worden om stil te blijven staan bij het wonder dat zich daar voltrekt.
Een tijdelijke veranderende brug die, in een aantal minuten, gewicht, een volume verplaatst op een manier die tien sterke mannen nooit op zouden kunnen brengen.
De paar mensen die toch kijken wijken bij elke hijsbeweging, minstens in de geest, een weinig terug.
Een enkele man bezweert de verplaatsing met half aarzelende, half definitieve gebaren; een dirigent alert en vol vertrouwen dat alles werkt zoals het hoort.

Alleen een tienjarig jongetje heeft een vaag vermoeden dat op kilometers afstand iemand ziet wat daar vlakbij hem gebeurt. Een droom krijgt vastere vorm; ooit zal hij zo’n kraan veranderen, verbeteren, of besluiten nemen die lasten zullen verplaatsen, of heel misschien vanuit een verre keuken zien en denken. Is de ontwerper van zo’n kraan zich ervan bewust dat bij het maken van zo’n concept en de praktische uitvoering daarvan, datgene wat het wordt, de vorm die dit materiaal voor enkele tientallen jaren aanneemt binnenkomt bij andere mensen, bewust of onbewust, en daar een voorstelling oproept die toch in feite de meest religieuze transformatie ver achter zich laat in kracht en omvang, van hoever uit het oosten deze transformatie ook komt. Maharisji of Zen zijn klein in vergelijking met de meest eenvoudige hijskraan. Niet een voorstelling van levitatie maar een feitelijke ‘die de wereld verandert’. Maar ook de wereld dwingt in een bepaald patroon.
Jarenlang is de rooilijn van huizen ingegeven door de kraanbaan: saaie rechte rijen.
Daarna: de kraan wordt groter. Als het ware vergroot de kraan zichzelf, dwingt zijn ontwerpers tot grotere maten, hoger reiken, verder reiken met meer gewicht, zodat de huizen niet meer in een rij hoeven te staan, dat zelfs niet meer mogen. Een vreemde dwang. Een vorm, een resultaat van menselijk dromen.
Een oude lange geschiedenis die begint met een wiel op een as aan een paal waarover een touw loopt. Met veel mensen eromheen die hun kracht verplaatsen, hun armen verlengen.

Hier trekken dan gebeurt ginds boven iets. Honderd mensen voor één kraan. Nu, na eeuwen evolutie, één kraan voor honderd mensen. Een wezen dat reikt, dwingt. En toch het resultaat van denken. Het resultaat van duizenden nachten slapeloosheid; elke nacht voor één verandering, een vermeende of een echte verbetering. Een gigantisch patroon in tijd en ruimte vanzelfsprekend binnenkomend in het oog, het hoofd van de passant.
Een element in het hoofd van iemand die iets wil maken; een hulpmiddel bij een nieuwe droom. Een nieuw beeld, gebouw dat door zijn vorm en maat een vleug van hijskraan in zich heeft. Een mysterie. Hoeveel trek en hoeveel druk sigma’s veiligheden en p.k’s en andere exacte of half exacte met zes vermenigvuldigde getallen er ook in verwerkt mogen zijn…….